Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [63]Welke was dan uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, [64]zo het mogelijk ware, [65]uw ogen zoudt uitgegraven, en mij gegeven hebben. 63. Dat is, hoe gelukkig achttet gij nu uzelven? Zie van dit woord Rom.4:9. 64. Namelijk dat men iemand met het uitgraven en geven van zijne ogen dienst zou kunnen doen. 65. Dat is, al wat gij allerliefst en aangenaamst hebt, zoudt gij mij gegeven hebben. Zie Matth.5:29.